Onderstaand artikel is gepubliceerd in Zorgalert, kwartaaluitgave voor professionals in de medische sector

Pioniers in telezorg

Cardiologen die hun patiënten op afstand in de gaten houden, ivf-deskundigen die chatten met hun cliënt, oncologen die overleggen via videoconferencing. Telemedecine is bezig aan een langzame maar gestage opmars. Het eerste digitale ziekenhuis heeft zich al gemeld. Maar is de zorgsector er zelf wel klaar voor?

Telemedecine, telezorg, e-health; ict-initiatieven in de zorg buitelen overelkaar heen. Binnenkort komt het NEN met een eenduidige definiëring. Tot het zover is verwijzen genoemde begrippen in het algemeen gesproken naar: ict-toepassingen die de communicatie tussen arts en cliënt of tussen artsen/zorgverleners onderling ondersteunen. Een van de bekendste voorbeelden is het KSYOS TeleDermatologie Consultatie Systeem waar inmiddels vijftienhonderd huisartsen en 142 dermatologen gebruik van maken. Huisartsen plaatsen digitale opnames van huidaandoeningen van hun cliënten op een beveiligde website en de aangesloten dermatoloog reageert gemiddeld binnen zes uur. Cliënten krijgen hierdoor snel uitsluitsel en staan niet wekenlang op een wachtlijst voor een bezoek aan de dermatoloog. “Het systeem verstevigt de regionale contacten tussen dermatologen en huisartsen,” wijst Leonard Witkamp op de winst ervan. Witkamp is dermatoloog en directeur van het KSYOS TeleMedisch Centrum, dat de techniek en organisatie achter teledermatologie realiseerde. “Daarnaast geeft het systeem dermatologen de vrijheid om hun reactie op een zelfgekozen moment en plek te versturen én ieder teleconsult brengt extra geld in het laatje.” Teledermatologie voorkomt 63% van de verwijzingen naar dermatologen, weet Witkamp uit eigen onderzoek.

Helft minder consulten

Cardioloog René van Dijk van het Groningse Martiniziekenhuis introduceerde eind 2006 de mogelijkheid om chronische hartpatiënten op afstand te begeleiden. Van Dijk, eveneens werkzaam als ICT-consultant, bouwde een telemedicine-module gekoppeld aan het EPD (Cardioconsult) waarmee cliënten thuis hun gewicht en bloeddruk kunnen meten. Bij het overschrijden van bepaalde waarden, ontvangt de cardioverpleegkundige automatisch bericht op zijn of haar mobieltje en kan eventueel ingrijpen. Zonodig met ondersteuning van de cardioloog. Van Dijk: “De resultaten zijn enorm. Patiënten worden één á twee dagen eerder uit het ziekenhuis ontslagen, zijn vier keer eerder op hun medicatie ingesteld, en het aantal consulten op de poli is met de helft gedaald waardoor de wachtlijsten gekrompen zijn. De betrokken specialisten kunnen dankzij telemedicine op een verantwoorde manier meer patiënten in de gaten houden zonder er meer werk aan te hebben. Want dat werk ligt vooral bij de cardioverpleegkundigen, die bovendien vaak meer gevoel hebben voor de medische begeleiding van chronisch zieke patiënten dan de gemiddelde specialist.”

Groeiende werkdruk

Zowel binnen als buiten de zorg bestaat eensgezindheid over de noodzaak van ict-toepassingen. “Nu al hebben we veel problemen met de zorgconsumptie,” zegt Jelle Attema, programmamanager bij EPN/Platform voor de informatiesamenleving. EPN stimuleert via het project NITEL (Nederlands Instituut voor Telemedicine) innovatieve ict-toepassingen in de zorg. “Bij chronisch zieken is er veel sprake van onderbehandeling, controles vinden niet plaats, en mensen gaan te laat of niet naar een ziekenhuis. Daarnaast leggen specialisten vaak in twintig minuten iets uit en als mensen dan thuiskomen zijn ze het weer vergeten of hebben ze alsnog vragen. Twintig procent van de mensen is so wie so functioneel analfabeet.” Met een verdere vergrijzing en een afnemend aantal werkenden in het vooruitzicht zal de nu al hoge werkdruk in de zorg naar verwachting alleen maar toenemen. Ict-toepassingen –video’s, lotgenotencontact- zouden volgens Attema mensen kunnen helpen om zich handelingen eigen te maken die hen helpen in het omgaan met hun ziekte of het aanmeten van een gezondere levensstijl.

Fertendopoli

“We verzopen in het werk,” kijkt cardioloog René van Dijk van het Martiniziekenhuis in Groningen terug op het moment dat hij, zeven jaar geleden, Cardioconsult introduceerde. En gynaecoloog Jan Kremer, hoofd van het IVF-team van het Nijmeegse UMC St. Radboud, is van mening dat nieuwe vormen van communicatie behoren tot de primaire zorgtaken van een arts. Het Radboudziekenhuis werkt sinds twee jaar met een digitale fertendopoli. Cliënten hebben via een speciale website toegang tot algemene informatie over vruchtbaarheidsbehandelingen, hun eigen digitale dossier inclusief persoonsgegevens en uitslagen, een chatmogelijkheid met lotgenoten en een forum waarop ze medische vragen kunnen stellen aan het ivf-team. Kremer: “Vroeger belden we met slecht nieuws, bijvoorbeeld dat een bevruchting niet gelukt was, nu gaan mensen op een zelfgekozen moment samen achter de computer zitten om te kijken.” De betrokken patiënten zijn razend enthousiast, aldus Kremer.

Koudwatervrees

Zowel cardioloog René van Dijk als gynaecoloog Jan Kremer hadden bij de start van hun project te maken met een afwachtende houding onder artsen en andere professionele gebruikers. Van Dijk: “Voor medisch specialisten is het moeilijk om buiten hun eigen kaders te denken en ze worden daar vaak ook niet voldoende toe geprikkeld. De huidige gezondheidszorg is nog voornamelijk vanuit de dokter georganiseerd en te weinig vanuit wat de patiënt nodig heeft. Door marktwerking en andere maatschappelijke ontwikkelingen komt daar nu gelukkig verandering in.” Kremer is van mening dat techniek en patiënt weliswaar klaar zijn voor innovatieve ict-toepassingen, maar dat specialisten, verpleegkundigen en ander medisch personeel nog kampen met koudwatervrees. Een digitale fertendopoli zou de zorg onpersoonlijk maken, maar na twee jaar gebruik overheerst het enthousiasme. Kremer: “Artsen gaan patiëntgerichter denken, ze merken dat de sfeer tijdens een gesprek beter wordt, de kennisongelijkwaardigheid kleiner en het vertrouwen toeneemt. Omdat er niets wordt achtergehouden, is het aantal klachten dramatisch afgenomen.”

Kentering

Attema van EPN/Nitel noemt telezorg een pioniersmarkt. “Voor de meeste telemedecineprojecten bestaat nog geen structurele financiering. Niet omdat een project niet succesvol zou zijn, maar omdat financiering nog steeds vaak gebaseerd is op het aantal verrichtingen. Telemedicineprojecten leiden echter meestal tot minder verrichtingen, minder medicijnvoorschriften en een lagere bezetting van bedden. Met andere woorden: telemedicine kost ziekenhuizen en specialisten geld. Op dit moment wordt dat nog niet vergoed, ook al levert het de patiënt gezondheidswinst op.” Ter illustratie noemt Attema een telebegeleidingsproject hartfalen van het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) en het project Infodoc van de Health Agency dat informatie op maat biedt aan patiënten met verschillende aandoeningen. Beide wonnen eerder de door EPN/Nitel ingestelde jaarlijkse Telemedicineprijs voor innovatieve ict-toepassingen in de zorg, maar moeten vooralsnog zien te overleven op subsidies. Hoezeer de winst ervan voor cliënten ook is aangetoond. Attema: “Telezorginitiatieven zijn vooralsnog vaak kostenposten in plaats van bronnen van inkomsten. En ook al zijn ze effectief, artsen en instellingen hebben er geen enkel belang bij om welk risico dan ook te lopen.” Vooruitblikkend op de effecten van het vorig jaar ingevoerde nieuwe zorgstelsel, waarbij niet de verrichtingen maar de diensten (behandelingen) de basis vormen voor de financiering, voorziet hij echter wel een kentering. “Je kunt dan afspraken maken over resultaten en wat het behalen daarvan mag kosten. Voor artsen die bijvoorbeeld toewerken naar meer stabiele diabetespatiënten in een regio of minder heropnames, gaat telemedicine wél lonen.”

Verslavend

Een derde obstakel dat zorginnovatie via ict in de weg staat, zijn de ouderwetse ict-systemen van het gemiddelde ziekenhuis. Van Dijk: “Wat wij hier op ict-gebied ontwikkelen, loopt daar gemiddeld vier generaties op vooruit.” Innovatie-adviseur Ed Mos van Nederland BreedbandLand sluit zich daarbij aan. “ICT-afdelingen van ziekenhuizen zijn jammergenoeg vaak vooral bezig om het schip drijvende te houden en zijn daardoor onvoldoende voorbereid op innovatie. Ik ken een ict-er die bij zijn aantreden 250 verschillende applicaties aantrof. Pas toen dat was teruggebracht naar 125, kwam er weer menskracht vrij voor vernieuwingen...” Een andere belemmering volgens Mos is het gebrek aan tijd, inzicht en vermogen om projectmatig te werken en te denken. Nederland BreedbandLand, een samenwerkingsverband van ICT-bedrijven en overheid, stimuleert het gebruik van de meest kansrijke initiatieven op meer plekken in de zorg. Breedband, een vorm van datacommunicatie die een snelle overdracht van beeld, data, video en geluid mogelijk maakt, speelt daarbij een belangrijke rol. Kortgeleden maakte Nederland BreedbandLand afspraken met drie van de negen Integrale Kankercentra om met behulp van videoconferencing specialisten op afstand virtueel in te kunnen roepen bij oncologiebesprekingen, inclusief verzending van goede kwaliteit MRI- en röntgenbeelden. Mos: “Vierendertig ziekenhuizen hebben hun handtekening gezet, geld toegezegd en ook de overheid draagt financieel bij aan het ‘OTTO-project’. Ik durf te stellen dat het gebruik van videoconferencing verslavend gaat werken. Als de cardioloog of longarts dit ziet, wil die het ook.” Verder vooruitkijkend verwacht Mos een koppeling tussen videoconferencing en het ziekenhuisinformatiesysteem voor het gebruik van beelden (staan nu meestal op CD-Rom) en met het EPD voor het gebruik van patiëntengegevens.

Virtueel ziekenhuis

Ook het eerder genoemde KSYOS TeleMedisch Centrum timmert aan de weg om het gebruik van telezorg te stimuleren. Op de agenda voor volgend jaar staat een grootschalige introductie van teleconsultatiesystemen voor oogheelkunde en longziekten. Daarnaast wil het bedrijf gaan investeren in monitoringsystemen voor COPD-patiënten. Een project van 3,6 miljoen euro waarvan een derde afkomstig is van de prijs M-ICT (Maatschappelijke Sectoren en ICT) die KSYOS dit voorjaar won. Directeur Leonard Witkamp noemt zijn bedrijf het eerste virtuele ziekenhuis van Nederland. “Net als gewone ziekenhuizen worden wij per consult door een verzekeraar betaald. Uit dit geld betalen wij de aangesloten huisartsen en dermatologen. Omdat onze software is gekoppeld aan de landelijke infrastructuur zoals NICTIZ (Nationaal ICT Instituut in de Zorg) die dicteert, dragen we bovendien bij aan het EPD.”

Afrekenen op kwaliteit

Dat het werk van specialisten door de huidige en toekomstige ict-toepassingen verandert, lijkt onontkoombaar. Attema, verwijzend naar de eerder genoemde koudwatervrees onder specialisten: “Straks worden zij niet meer op verrichtingen afgerekend maar op kwaliteitsaspecten. En die kwaliteit is niet alleen afhankelijk van medisch-klinische vaardigheden en vakmanschap maar ook van het netwerk waarin de specialist samenwerkt. Dat is een hele omslag, nu heeft een specialist nog zijn eigen domein en vertrouwt de samenleving hem nog louter op grond van opleiding en ervaring. Maar op diverse plekken in Nederland hebben huisartsen zich al verenigd in een bv of coöperatie en beslissen zelf met welke specialisten ze samenwerken. Tegenover deze veranderingen staat een duidelijker scheiding tussen behandeling van patiënten die dat echt nodig hebben en patiënten die de zorg zelf thuis af kunnen. De kunst is dan wel om informatiesystemen zo in te richten dat de gebruikers ervan met een minimum aan inspanningen kunnen registreren, documenteren en gegevens oproepen.”

Duizend redenen

Intussen borduren instellingen die al zover zijn voort op behaalde successen. Het Groningse Martiniziekenhuis gaat teleconsulting nu ook aanbieden aan diabetespatiënten en over twee maanden opent het ziekenhuis een Hartfalencentrum waar alles optimaal is ingericht voor telezorg. In Nijmegen werkt het UMC St. Radboud aan een regionale website voor ivf-cliënten. “De zorg zal zich langzamerhand om patiëntengroepen heen organiseren,” blikt Kremer vooruit. “En dan gaat het puur om het bieden van toegang aan patiënten tot gegevensbestanden die we al hebben, hun eigen EPD. Natuurlijk moet zo’n site goed beveiligd zijn. Maar je moet ook niet te bang zijn voor de negatieve effecten. Wij zijn er vol tegenaan gegaan en hebben alle gegevens er direct opgezet, terwijl we duizend redenen hadden kunnen bedenken om dat niet doen.”

Auteur: Nicolien Reith